Oranje Paal 9

Op plekken waar zonlicht op de bodem valt krijgen ook andere planten een kans. De varens die hier groeien waren ooit sporen, piepkleine ‘zaadjes’ die zo licht zijn dat de wind ze overal mee naar toe kan nemen. Als zo’n spore op een goed groeiplekje terechtkomt kan hij kiemen. Met een beetje geluk groeit er daarna een prachtige varen uit. (Op volwassen varenbladeren zie je aan de onderkant soms sporenhoopjes zitten).
De meeste mensen hebben het niet zo op de brandnetel vanwege zijn geprik. De plant heeft talloze ‘buisje’die gevuld zijn met zuur. Wanneer je de plant aanraakt breekt het topje van het buisje af, er ontstaat een piepklein wondje en het zuur komt in dat wondje terecht. Resultaat: een bult en (soms) een paar dagen jeuk. TIP: neem een ui mee als je op pad gaat, als je geprikt (of gestoken: mug ) bent wrijf je met de doorgesneden ui over de plek. Ook weegbree, een plant die volop in de natuur groeit, helpt heel goed maar dan moet je wél weten hoe die eruit ziet.
Vlindersoorten, die hun eitjes op de brandnetel leggen zijn o.a. kleine vos, gehakkelde aurelia, atalanta en dagpauwoog. De brandnetel is voor deze vlinders dé voedselplant. Je noemt dat een ‘waardplant’.
Voordat een vlinder een vlinder wordt maakt hij diverse stadia door: ei, rups, pop (rups verandert dan in een vlinder) en vlinder.